Een vader liep met zijn zoontje van een jaar of zes van school terug naar huis. Het jongetje was erg verdrietig. Hij was een tekening kwijt geraakt. Zijn vader zag duidelijk de ernst van de zaak niet in, want hij probeerde zijn kind op een onhandige en vooral ongeduldige manier te troosten. Zijn pogingen het knulletje te kalmeren waren weinig succesvol. Tot vader het na ongeveer een minuut spuugzat was en met een kloppende ader op zijn voorhoofd en schuim om zijn mond ‘DOE! EFFE! RELAXT!‘ naar zijn zoontje schreeuwde.
Twee broertjes van rond de vijf en zes zijn in hun achtertuin aan het ruzieën waren met elkaar. De moeder tolereerde dit absoluut niet. Zij kwam naar buiten gestormd en blafte de kinderen op barse toon toe: ‘HEE! DOE EENS LIEF!‘
Dat zijn natuurlijk grappige – en ook een beetje pijnlijke – anekdotes. De ironie van de situaties zal weinigen ontgaan. Maar ze zetten wel aan het denken. Want hoe vaak gedragen wij ons behoorlijk anders dan wat we van kinderen verwachten?
Inconsistent gedrag
Hoe vaak mopperen we zelf bijvoorbeeld niet tegen leerlingen als ze spelletjes gedachteloos terug in de kast kwakken? Zonder er rekening mee te houden dat grote dozen onderop moeten en kleine dozen bovenop. Zonder de dozen goed dicht te doen en rechtop te zetten. Zodat de kast een puinhoop wordt en er spullen kwijtraakten. Ergernis alom!
Maar zijn onze eigen kast en bureau een toonbeeld van opgeruimdheid? Hoe vaak zoeken we zelf naar de afstandsbediening, een stift, of een methode-map? Zijn we zelf zo’n goed voorbeeld voor gedrag dat we kinderen proberen aan te leren? Hoeveel recht hebben we om kinderen de maat te nemen?
We doen vaak erg ons best om consequent te zijn, maar hoe consistent zijn we? Als we niet willen dat kinderen de baas spelen over anderen, zorgen we zelf dan ook dat we niet met machtsvertoon onze zin proberen te krijgen? Als we willen dat kinderen naar elkaar luisteren, zorgen we er dan voor dat we zelf ook altijd luisteren? Als we willen dat kinderen netjes en met aandacht werken, zorgen we er dan voor dat we dat zelf ook altijd doen? Leven we alles voor wat we bij kinderen willen zien, of maken we uitzonderingen voor onszelf, terwijl we verwachten dat kinderen doen wat we zeggen?
Kinderen imiteren hun omgeving
Kinderen zijn eigenlijk net gedragskopieerapparaten. Ze doen na wat ze zien. Kinderen luisteren veel meer met hun ogen dan met hun ‘oren’. Woorden – ‘leg die spullen nou netjes terug in de kast’ – hebben veel minder impact dan de dagelijkse ervaring van een rommelige kast van de meester. Als we willen dat kinderen aan een bepaalde standaard voldoen, dan moeten we ervoor zorgen dat we zelf aan diezelfde – of misschien een nog iets hogere – standaard voldoen.