Veel kinderen krijgen thuis niet wat ze nodig hebben om emotioneel gezond en evenwichtig op te groeien. Ze komen daardoor al ‘beschadigd’ op school. Beschadigde kinderen laten vaak probleemgedrag zien en hun beschadigingen werken als een rem op hun leerproces en ontwikkeling en op die van de klas of school als geheel. Maar wat is er precies beschadigd bij deze kinderen?
Zelfregelurend vermogen
Mensen komen vrijwel volkomen hulpeloos ter wereld. We hebben allerlei behoeften, waar we anderen voor nodig hebben om erin te voorzien. In onze eerste weken hebben we zelfs anderen – responsieve en sensitieve verzorgers – nodig om basale lichaamsfuncties (temperatuur, ademhaling, stressniveau) te reguleren. Iets later hebben we responsieve en sensitieve verzorgers nodig om ons te leren/helpen onze emoties te reguleren. En als we nog wat ouder worden hebben we responsieve en sensitieve verzorgers nodig om ons te leren hoe de wereld werkt, hoe anderen werken en hoe we zelf werken.
Als we geen verzorgers hebben die onze behoeften zien, erkennen, respecteren en er op een goede manier in voorzien, dan raakt ons vermogen om ons zelfregulerend vermogen verstoord. We zijn dan niet effectief in het reguleren van ons gedrag, onze emoties of ons stressniveau. We groeien dan niet op tot evenwichtige volwassenen die – uitzonderlijke situaties daargelaten – evenwichtig en constructief gedrag vertonen. Mensen die in staat zijn in hun eigen behoeften te voorzien, met oog voor de behoeften van anderen en rekening houdend met de context. In plaats daarvan worden we mensen die geregeerd worden door hun driften, emoties, stress, etc. We reageren dan primair op situaties, vaak volgens vaste patronen die lang niet altijd gunstig voor onszelf of onze omgeving zijn.
Overtuigingen
Behalve ons zelfregulerend vermogen, kan ook ons zelfbeeld beschadigd raken. Als we opgroeien, vormen we in ons hoofd een model van de wereld waarin we leven. We krijgen een beeld van wie we zelf zijn, wat we waard zijn voor anderen en van hoe onze (sociale) omgeving ons gezind is. Het opbouwen van dit mentale model is echter bij lange na geen bewuste of cognitieve activiteit, maar verloopt grotendeels onbewust via de relaties met de mensen in onze omgeving. De mensen in onze directe omgeving waar we afhankelijk van zijn – onze gehechtheidsfiguren – hebben de grootste invloed op onze mentale modellen en het emotionele deel van ons brein – en dus niet het denkende deel, dat bij kinderen nog onderontwikkeld is – speelt een grote rol in het proces.
In het ideale geval – als we opgroeien in een gezonde, stabiele, liefdevolle en zorgzame omgeving – groeien we op met de overtuiging dat we het waard zijn om voor gezorgd te worden en dat we hen ten diepste kunnen vertrouwen. We voelen ons op een diep niveau veilig en geborgen en kunnen ons zonder veel problemen kwetsbaar en afhankelijk voelen bij hen, in de wetenschap dat we in goede handen zijn. Deze basisveiligheid en openheid is essentieel om gezond en voorspoedig te ontwikkelen.
We kunnen echter ook opgroeien in een omgeving die emotioneel niet evenwichtig en gezond is. Die onvoldoende rekening met ons houdt en niet goed in onze behoeften voorziet. Een omgeving die weinig affectie en genegenheid biedt. Die (emotioneel) onvoorspelbaar is. of waar we regelmatig met fysiek, mentaal, emotioneel of seksueel geweld te maken hebben. We groeien dan op zonder gevoel van basisveiligheid.
De zoektocht naar veiligheid is een belemmering
Als deze basisveiligheid ontbreekt, dan staat het brein van een kind eigenlijk permanent in de ‘stress-stand’. Omdat veiligheid zo essentieel is, is het constant bezig een zo groot mogelijke veiligheid te bewerkstelligen. Maar omdat het om een onvolgroeid én gestrest kinderbrein gaat, dat bovendien slecht in staat is tot zelfregulatie, is het heel onhandig in deze pogingen. Dit onhandige streven naar veiligheid kost energie die anders besteed kan worden aan leren en nuttige ontwikkeling. En deze onhandige manieren van veiligheid zoeken worden vaak ervaren als ‘probleemgedrag’; gedrag dat het leren en de ontwikkeling in de weg zit en de gang van zaken in de klas verstoort.
Macho-gedrag of agressie bijvoorbeeld. Als je anderen weet te imponeren of te domineren, voel je je sterker staan. Anti-autoritair, uitdagend gedrag. Als geen positieve aandacht van volwassenen verwacht, is bewondering van je leeftijdsgenoten een aantrekkelijk alternatief. Maar ook clownesk gedrag komt voort uit een gevoel van onveiligheid. Als je ervoor kunt zorgen dat anderen om je lachen, voel je je meer geaccepteerd en dus iets veiliger. Je kunt je ook juist terugtrekken of je zwak en hulpeloos gedragen. Als je onzichtbaar bent, loop je minder gevaar en als je je als hulpeloos opstelt kun je vaak rekenen op sympathie of medelijden – wat in elk geval een beetje lijkt op acceptatie.
Dit soort gedrag kan gemakkelijk een soort kooi worden waar een kind zich aan de ene kant veilig in voelt, maar waar het ook in gevangen zit. En het lastige is dat dit gedrag meestal niet de meest liefdevolle reacties oproept in hun omgeving, terwijl beschadigde kinderen juist het hardst van allemaal genegenheid en acceptatie nodig hebben. Want alleen daardoor kan het gestreste brein een beetje tot rust komen en nieuwe, handiger patronen aanleren en leren omgaan met alle emoties die bij het leven horen, zonder deze weg te stoppen of ongefilterd uit te leven.
Heel worden heeft de hoogste prioriteit
Voor beschadigde kinderen is eigenlijk maar één ding werkelijk van grote waarde: heel worden en veiligheid verkrijgen. Deze behoeften domineren alle andere – hoe meer een kind beschadigd is, hoe meer dit geldt. Ons brein heeft namelijk een fundamentele veiligheid nodig om gezond en vitaal te kunnen functioneren. En als die veiligheid er niet is, dan heeft het leren van bijvoorbeeld werkwoordsvervoegingen bijzonder weinig waarde. Er is dan weinig motivatie of reden om energie en moeite in schoolvakken te steken. Net zoals je niet geïnteresseerd bent in het recept voor een heerlijke appeltaart als je met een gebroken been op straat ligt.
Het enige wat echt telt voor beschadigde kinderen is het verkrijgen van een gevoel van veiligheid. Als de school of de leerkracht dat niet weet te bieden – als er geen therapeutische werking van school uit gaat – dan zullen deze kinderen niet alleen ongemotiveerd zijn voor school, maar ook voor problemen zorgen met hun gedrag. Gedrag dat dus eigenlijk een onhandige en vaak contraproductieve poging is om een gevoel van veiligheid te verkrijgen en een gezonde en productieve gang van zaken op een school gemakkelijk kan ondermijnen. Gedrag dat de klas of school tot een minder veilige omgeving voor andere kinderen maakt, waardoor hun mentale modellen ook vervormd(er) raken.
Een veilige omgeving bieden – een omgeving met duidelijke grenzen, emotionele evenwichtige voorbeelden, zonder aanvallen op het kind of veroordeling van het kind – is daarom van niet te overschatten belang om kinderen die beschadigd zijn te helpen helen. Op die manier maken we school ook voor deze kinderen van onschatbare waarde en zal probleemgedrag verminderen en zullen leerprestaties verbeteren.
Wat heb je dit mooi en helder verwoord!
Bedankt Annemiek!