Als leerkracht heb je een grote invloed op de ontwikkeling van kinderen. Kinderen brengen immers een aanzienlijk deel van hun tijd op school door en als leerkracht ben je daar hun primaire rolmodel. Dat betekent dat je als leerkracht/school een grote verantwoordelijkheid hebt. Je hebt namelijk de toekomst en het welzijn van je leerlingen voor een behoorlijk groot deel in je handen. Als je deze verantwoordelijkheid serieus neemt en werkelijk het beste voor hebt met de kinderen die onder je hoede staan, brengt dat een verplichting met zich mee: je moet dan werken vanuit een onvoorwaardelijke acceptatie van het kind zoals het is.
Onvoorwaardelijke acceptatie betekent uitdrukkelijk niet dat het kind alles mag, dat je alles maar goed moet vinden of dat je niet mag proberen iets te veranderen aan het (gedrag van het) kind. Het betekent ‘slechts’ dat je het kind altijd met compassie en inleving beschouwt en behandelt en dat je het kind nooit afwijst of verwijt om wat het nu is. Omdat je inziet dat het kind zichzelf niet heeft gemaakt, dat ‘lastig’ gedrag een uiting van onevenwichtigheid is en dat een kind nog niet de mogelijkheden bezit om zichzelf te helen.
Als onvoorwaardelijke acceptatie onmogelijk is
Nu is onvoorwaardelijke acceptatie misschien een brug te ver voor veel mensen. Het vraagt namelijk om een zeer evenwichtige geest zonder (al te grote) beschadigingen. Om een gezond zelfbeeld en een robuust gevoel van eigenwaarde. Als onvoorwaardelijke acceptatie (nog) niet mogelijk is, dan zou je als leerkracht op zijn minst moeten erkennen – en ernaar handelen – dat je oordelen en je gevoelens over het kind niet de verantwoordelijkheid of het probleem zijn van het kind, maar van jou als leerkracht. Je zou moeten inzien dat afwijzende, verwijtende, kleinerende, schuld- of schaamte-opwekkende communicatie richting het kind – verbaal of non-verbaal en hoe subtiel ook – fundamenteel oneerlijk, onrechtvaardig, onnodig en vooral ook onnuttig is. Dit soort communicatie leidt niet tot een evenwichtiger kind. Het beschadigt alleen het zelfbeeld van het kind en de relatie tussen leerkracht en leerling. Beide zijn contraproductief op langere termijn, ook al leidt dit soort communicatie misschien op korte termijn tot ‘beter’ gedrag.
Kinderen kunnen namelijk alleen evenwichtiger worden in evenwichtige, accepterende relaties. Hun vermogen om zichzelf te vormen zijn nog verre van toereikend en zullen zich ook niet goed ontwikkelen in afwijzende relaties. Het is geheel en al aan de leerkracht of school om voor een gezonde relatie met de leerling te zorgen.
De leerling als leermeester
Dit betekent dat er voor de leerkracht/school werk aan de winkel is als er regelmatig afwijzende gevoelens in de weg zitten van gezond en evenwichtig handelen en communiceren. Deze gevoelens wijzen namelijk steevast op beschadigingen in het zelfbeeld en/of het gevoel van eigenwaarde van de leerkracht. Vaak in combinatie met een te hoog stressniveau. De leerling fungeert slechts als spiegel die de leerkracht confronteert met aspecten van zichzelf die hij/zij liever niet wilt zien. Of de leerling werkt als katalysator van gevoelens die de leerkracht liever niet voelt.
Leerkrachten die hun pedagogische taak serieus nemen, zullen daarom grondig zelfonderzoek moeten doen. Zich bewust worden van de overtuigingen – over zichzelf, kinderen, onderwijs – en de gevoelens die hun gedrag sturen. Deze overtuigingen tegen het licht houden. Hun houding t.o.v. hun gevoelens onder de loep leggen. Disfunctionele overtuigingen opsporen en veranderen en zonder oordeel leren voelen.
Op deze manier kun je leerlingen gaat zien als je leermeesters, evengoed als jij als leerkracht hun leermeester bent. Alleen vanuit deze gelijkwaardigheid/wederkerigheid kun je werken aan gezonde, evenwichtige relaties die de absolute basis vormen van goed, ontspannen onderwijs.