We zijn – als het om opvoeden gaat – erg gericht op gedrag bij kinderen. Dat is op zich logisch, want gedrag is heel zichtbaar. En je kunt er duidelijk en vrij direct invloed op uitoefenen met straf en beloning. Je geeft een brul of een compliment en je ziet direct effect. En dat geeft een fijn gevoel van controle. Vandaar dat we graag vormen van gedragstraining toepassen.
Uiterlijk gedrag en de innerlijke toestand
Maar wat zegt uiterlijk gedrag over wat er zich in een kind afspeelt? Lastig gedrag duidt er eigenlijk altijd op dat er iets scheef zit in het kind. Maar wijst ‘goed’ gedrag er ook altijd op dat het ook goed zit in een kind? Dat is helemaal niet per se zo rechtlijnig…
Een kind kan zich bijvoorbeeld sociaal gedragen omdat het simpelweg sociaal is, zich veilig voelt en empathisch is. Maar een kind kan zich ook sociaal gedrag omdat het een negatief zelfbeeld heeft en bang is om afgekeurd te worden. Het gedrag is – min of meer – hetzelfde, maar van binnen bij het kind is er een wereld van verschil.
Maar ook lastig gedrag is niet zo eenduidig. Stel dat een kind zich vaak boos en antisociaal gedraagt. Dat kan komen doordat het thuis liefde en aandacht te kort komt, doordat het een negatief zelfbeeld heeft en zich daar naar gedraagt, doordat het eigenlijk angstig is en zichzelf overschreeuwt of doordat het wel leuk wil spelen, maar sociale vaardigheden mist en daardoor gefrustreerd raakt en agressief wordt.
Vier totaal verschillende oorzaken die allemaal tot eenzelfde soort gedragsbeeld leiden. Als je dit probeert op te lossen door gedragstraining – wat waarschijnlijk wel werkt – dan ga je voorbij aan de behoeften die erachter liggen. En als je wenselijk gedrag ziet als goed teken, dan mis je misschien dieper liggende problemen.
Als we ons te sterk richten op zichtbaar gedrag, missen we dus misschien waardevolle informatie om kinderen te laten groeien en gezonder te maken.